Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar [49]zijn boog is in stijvigheid gebleven, en de armen zijner handen zijn gesterkt geworden, door de [50]handen van den [51]Machtige Jakobs; [52]daarvan is hij een [53]herder, een steen Israels; 49. Dat is, zijn sterkte en welvaart is in haar geheel gebleven, zodat hij niet kon vernield worden door zijn vijanden. Eenigen verstaan door den boog, het geloof van Jozef; door zijn armen, zijn deugden. 50. De handen Gods; betekenen zijn almachtige sterkte; Ex.13:3; Ps.10:12; Ezech.39:21, enz. 51. Dat is, van God, die Jakob en zijn huisgezin door zijn macht beschermd heeft. 52. Dat is, van God, die alleen de fontein is en de gever alles goeds. 53. Versta, Jozef, wien God gesteld had tot een herder, om voedsel te beschikken den Egyptenaars en anderen volken, doch in het bijzonder Jakobs huis, om welke oorzaak hij ook een steen, of, rots van toevlucht genoemd wordt.